Psalm 72
Het idee om een koning aan te stellen over het volk Israël kwam niet van God. Dat hadden de Israëlieten afgekeken van de volkeren. Die hadden de krachtigste vechtjassen aangesteld om leiders te zijn van het volk in een stad of in een heel land. Soms werden die zelfs gezien als (bijna) goddelijk. Zij heersten met krachtige hand.
God gaf de Israëlieten hun zin, maar vertelde erbij waaraan de koning moest voldoen: hij was onderworpen aan de wet en was gehoorzaamheid en verantwoording schuldig aan God. Hij was er niet om over het volk te heersen, maar om het volk te dienen en voor te gaan in het dienen van God. Saul was de eerste koning en gaf een voorbeeld hoe het koningschap bij Israël niet ingevuld diende te worden. David was de eerste koning van wie gezegd werd, dat hij een man was naar Gods hart - niet foutloos, maar altijd bereid om tot God terug te keren. Hij kreeg een belofte, dat één van zijn nakomelingen een eeuwige vrede in het land, ja zelfs in de hele wereld, zou brengen. Dat leek even te gebeuren bij koning Salomo. Maar wat van zijn heerschappij gezegd wordt in Psalm 72 lijkt veel meer te zijn dan dat er daadwerkelijk gebeurde - als was het maar dat Salomo niet eeuwig regeerde en op het eind van zijn leven ook niet meer zo goed. En van de kiningen die na hem kwamen, waren er maar een paar die "deden van recht is in de ogen van de Heer". Salomo's heerschappij was een kleine voorafschaduwing van wat de wereld te wachten staat als de Zoon van God, de grote zoon van David, Jezus de heerschappij op zijn schouders zal nemen.
Zouden wij ons niet een beetje willen spiegelen aan die Grote Koning? In het klein zo'n goede koning zijn?