1 Petrus 2:1-10
Overige teksten: 1 Korintiërs 10:6, 11; Jozua 2:9; 1 Petrus 2:9; Romeinen 8:19; Kolossenzen 3:4 (HSV); Romeinen 10:9;
De geschiedenis van Israël is als het ware een illustratie van wat God doet voor en in ons. In dat werk wordt ook onze eigen inzet gevraagd: kiezen om het goede te doen en het kwade te laten. Daarvoor hebben we nodig om te gbroeioen - het voedsel dat de groei bevordert, is de Bijbel, Gods Woord, die we geregeld mogen lezen en kunnen overdenken om de betekenis ervan in onze omstandigheden te leren verstaan.
God wilde bij Israël wonen, in een tempel; dat was in eerste instantie een verplaatsbaar heiligdom: de tabernakel. Pas later werd dat een tempel van steen en hout. Maar zo wil God ook bij ons wonen. Met elkaar vormen we een geestelijk huis, waarin we ook allen een taak hebben gekregen. Iedereen is nodig! Onze band, onze omgang met Jezus stelt ons in staat om in Gods huis te dienen en zijn grote daden te verkondigen.
Het geloof in Jezus en ons belijden van zijn Naam maakt verschil: er zijn mensen die meer van Hem willen weten en anderen, die zich juist van Hem (en soms ook van ons) afkeren.
Het is een voorrecht om God te kennen, maar God verwacht van ons dat we ons door onze priesterlijke dienst in zijn werk willen laten gebruiken.