Matteüs 28:19; 24:14
Overige teksten: Lucas 18:8; Jesaja 40:11; 2 Timoteüs 2:2; Johannes 17: 9, 18, 20
Onder "De grote opdracht" verstaan we de opdracht die Jezus aan zijn leerlingen meegaf voor Hij teh hemel voer: Verkondig het evangelie aan alle volken! Maar eigenlijk was dat een onmogelijke opdracht: 12 mannen die de hele wereld moeten bereiken, zonder de massamedia waaraan wij gewend zijn! Frustrerend om met je eigen onvermogen geconfronteerd te worden.
En dat wordt nog wel eens extra beladen door bevlogen christenen die enorm veel doen, maar ook suggereren dat eigenlijk iedereen hen daarin zou moeten navolgen. En het wordt nog extra verzwaard door de opdracht te koppelen aan andere woorden van de Heer: de Zoon des mensen komt als alle mensen het evangelie op een begrijpelijke wijze gehoord hebben. Dan groeit de frustratie uit tot schuldgevoel. Daarom is het goed om deze opdracht in het juiste perspectief te zien.
Allereerst een geruststelling: Jezus komst is niet afhankelijk van onze evangelisatie-inspanningen en -succes. Voor Hij komt, stuurt Hij heel wat boodschappers die een enorme impacht op de wereld hebben (Openbaring 11 en 14).
De eerste christenen waren helemaal niet geneigd deze grote opdracht letterlijk te nemen en alle volken te bereiken. Ze richtten zich alleen tot Joden. En toen Petrus en Paulus zich tot de heidenen richten, werden die op het matje geroepen. Er waren heel wat woorden nodig voor men erkende, dat God echt alle mensen op het oog had!
Gods omgang met mensen is, dat Hij ze nooit een te zware last oplegt. Hij is een herder die de jonge schapen draagt en tijdens het gaan rekening houdt met de zogende dieren en ze niet afmat. En Jezus leert zijn discipelen bij de wonderbare spijziging (ook zo'n onmogelijke opdracht: duizenden te eten geven terwijl jje niets hebt), hoe ze dit moeten aanpakken: door samenwerking - met Jezus, met elkaar en met de mensenmassa om hen heen. Ieder is een klein schakeltje, maar het kleine beetje dat ze met elkaar konden bijdragen, bleek voldoende te zijn.
Iets dergelijks vinden we bij Paulus, een man met een speciale roeping. Maar hij bleef zich bewust dat hij verantwoording diende af te leggen aan God en aan de gemeente. En dat hij het niet alleen kon. Daarom was hij blij met mensen die met hem mee wilden reizen, of die een collecte voor hem hielden om zijn werk mogelijk te maken. Maar hij vroeg daar niet om. Het enige wat hij vroeg, was gebed. Dat de mensen hem en zijn werk in hun hart zouden sluiten. En ... hij leidde mensen op, zoals Timoteüs en Titus. En hij drukt hen op het hart om zijn werkwijze te kopiëren: geef het door aan betrouwbare mensen die ook in staat zijn om anderen te onderrichten.
Bij God gaat het om de kracht van het kleine en onaanzienlijke. Denk aan Andreas, de discipel. We lezen niet veel over hem, maar wel dat hij één man bij Jezus bracht, zijn broer Petrus. Wat een oimpact had die simpele daad van andreas. Of denk aan de Joodse slavin van Naäman die Syriër. Op het juiste moment sprak zij over (de profeet van) God. Of aan dat jongetje met z'n 5 broodjes en 2 visjes, waardoor duizenden te eten kregen.
De grote opdracht is de opdracht waaraan Jezus voortdurend werkt. Hij bid voor ons, en zendt ons in de wereld zoals zijn Vader Hem zond, om in afhankelijkheid van de Vader te spreken en te handelen. En Hij bidt voor hen die door het getuigenis tot geloof komen. Hij vraagt van ons allen niet meer dan de bereidheid om als een klein schakeltje mee te werken en gebruikt te worden.
Daarbij past een houding die op die van Jezus lijkt: met liefde voor God en liefde en compassie voor de mensen, zodat we bereid zijn om waar dat maar nodig is in daden en woorden troost, liefde, bemoediging en hoop te bieden.