Johannes 17:18; 20:21
Johannes 4:23-24andere teksten: Johannes 17:4; 1:14; 2 Kronieken 20:18; Job 39:34-38 (NBG), 40:1-5 (NBV); Jesaja 1:14-17; Filippenzen 3:10-12; Matteüs 5:14-16
Jezus heeft zijn volgelingen gezonden in deze wereld om het werk voort te zetten, waarmee Hij bezig was: Gods grootheid tonen. In zijn daden, maar meer nog door de manier waarop Hij met mensen omging: Hij was vol genade en waarheid.
Dat is wat God onder zijn kinderen zoekt: mannen en vrouwen die vol zijn van genade en waarheid. Dat zijn we als onze levenshouding is: God aanbidden. Aanbidding gaat in de Bijbel vaak gepaard met bepaalde rituelen, maar die zijn niet het wezenlijke bestandeel van de aanbidding. Aanbidding komt ook en vooral tot uiting in de manier waarop we leven: ophouden kwaad te doen, leren goed te doen, het recht betrachten, een afkeer van geweld en opkomen voor de zwakken.
Daarvoor "spannen we ons in", omdat Christus ons gegrepen heeft om aan Hem gelijkvormig te worden. Niet door gemaakt goed te doen, maar doordat we, kijkend naar Christus, vol ontzag en bewondering om zijn grootheid, liefde, goedheid, trouw, geduld - innerlijk veranderd worden en op een andere manier naar onze omgeving kijken. Omdat we de mensen om ons heen leren zien, zoals God hen ziet. Dat is ons eerbewijs aan God, dat is onze aanbidding.