1 Petrus 2:4-5, 2:9
Matteüs 5:13-16
Petrus spreekt de gemeente aan als priesters, die in Gods huis Hem eren en aanbidden. Maar even later ziet hij diezelfde gemeente als priesters in de wereld bezig om God op een aanstekelijke wijze te vereren. Ze hebben niet twee taken, maar één: spreken over Gods grootheid.
Matteüs tekent woorden op uit de mond van Jezus, die zijn leerlingen vertelt, dat hij zo zijn gemeente ziet: als zout en licht, zichtbaar in de wereld. Niet eens zozeer omdat zij zich daarvoor inspannen, maar omdat ze iets ontvangen hebben, dat niet anders kan dan opgemerkt worden: Hij woont en werkt in hen. Als ze enthousiast zijn over wat Hij voor hen deed, zal hun levenshouding alleen al maken dat anderen de naam van God gaan verheerlijken en bij Jezus willen horen.