Lucas 15:1-32
Verdere teksten: Openbaring 3:20
Drie gelijkenissen laten ons zien wat het met God doet, als iemand tot bekering komt en terugkeert bij God, de Schepper.
De derde gelijkenis, die van de verloren zoon, geeft een heel bijzonder perspectief - niet alleenn het perspectief van God, de Vader, maar ook dat van de mensen die er omheen staan - in het geval van Jezus: de schriftgeleerden en Farizeeën. Zij zijn altijd bezig met Gods Woord, maar hebben totaal geen oog voor de mensen, die God verlaten hebben. Als Jezus juist deze mensen opzoekt, beginnen de Joodse leidslieden te mopperen. Het weerhout hen ervan de blijdschap van de Vader mee te voelen.
In die laatste gelijkenis zijn er drie perspectieven: dat van de "verloren" zoon, dat van de vader en dat van de oudste zoon
De jongste zoon: Niet het feit dat hij spijt had van de keuzes die hij gemaakt had, was beslissend voor de rest van zijn leven. Dat was het feit, dat hij opstond en naar zijn vader ging.
De vader: De vader ervaart het gemis van zijn zoon en staat zelfs al op de uitkijk, omdat hij zo verlangt, hoopt, dat zijn zoon terug komt..En als hij komt, kan hij niet anders dan een feestmaal aanrichten voor allen die in zijn huis zijn. De vader verheugt zich over iedereen die tot hem komt.
De oudste zoon: Hij kan het feest niet meemaken. Wat heeft zijn broer gedaan dat hij recht heeft op zo'n feest?! Heeft hij het gevole dat hij nu zijn erfdeel moet gaan delen met zijn broer, die een liederlijk leven achter de rug heeft en zijn erfdeel er doorheen gejaagd heeft? Voelt het oneerlijk, dat zijn broer die zich van God of gebod niets aangetrokken had, toch door de vader gerechtvaardigd wordt, terwijl hij er al die tijd hard voor gewerkt heeft. Maar hoe kijkt de oudste zoon dan naar de liefde van de vader? Want die handelt jegens hem niet anders dan jegens zijn jongste zoon. Beiden worden uitgenodigd om feest te vieren en blij te zijn.
Wat heeft deze gelijkenis ons te zeggen?