1 Korintiërs 15:1-11
Jezus sprak grote woorden, die bij een deel van zijn publiek - de godsdienstige leiders van die tijd - slecht vielen. Ze stelden vragen op grond waarvan Hij zo met gezag durfde te spreken. Waar haalde Hij de euvele moed vandaan om hen tegen te spreken, te berispen en terecht te wijzen?
Maar zijn daden maakten duidelijk, dat Hij echt autoriteit had en niet zo maar wat woorden sprak. Zijn daden getuigden ervan dat God door Hem werkte. Dat Hij macht had over de natuur, ja zelfs over de dood. En voor zijn leerlingen werd dat nog eens bevestigd met Pasen. Ze konden eerst de booodschap niet begrijpen: De Heer is opgestaan. MAar toen ze Hemzelf ontmoet hadden, reageerden ze met de woorden die later een standaard Paasgroet zouden worden: De Heer is waarlijk opgestaan!