Op de 33-ste dag van de Omertelling is de Joodse feestdag Lag Ba’Omer. Geen feest dat in de Bijbel voorkomt, maar misschien wel één van de meest mysterieuze Joodse feestdagen.
Je dagen tellen – een uitdrukking voor je vervelen, alles zinloos vinden. Of: een bron van wijsheid. Een les uit de Joodse traditie van Sefirat Ha’omer.
In het vroege voorjaar, bij het begin van de gerstoogst, vierden de Joden Pesach. Feitelijk was het een feestweek met 3 door God voorgeschreven feesten: Pesach, het Feest van het ongedesemde brood (brood dat niet door desem of gist is gerezen) en het Feest van de Eerstelingen. In het licht van het Nieuwe Testament krijgen deze feesten een geweldige betekenis voor ons.
Het Joodse Feest van het ongedesemde brood (=brood dat niet gerezen is door desem of gist) werd in het voorjaar gevierd. Het duurde een week, waarin ook nog twee andere feesten gevierd werden: Pesach en het Feest van de eerstelingen. De populaire benaming voor deze cluster van feesten was Pesach. In het licht van het Nieuwe Testament ontdekken we de bijzondere symbolische betekenis.
De Joden vieren drie keer per jaar een godsdienstig feest. Ieder die dat kan, trekt naar Jeruzalem. Tot het jaar 70 van onze jaartelling, omdat de tempel in Jeruzalem de centrale plaats van de festiviteiten was. Ook Jezus trok met zijn discipelen meerdere malen naar Jeruzalem om daar deze feesten mee te vieren. De laatste keer dat ze dat samen deden, was ter gelegenheid van het Joodse Pesachfeest.
Drie keer per jaar vieren de Joden de “Feesten van de Heer”. Het zijn oogstfeesten. Aan het eind van het voorjaar start de tarweoogst met het Wekenfeest of Pinksteren.