In het Nieuwe Testament maakt God een eeuwenlang bewaard geheim bekend. Diverse facetten van dit geheim vragen om een toelichting.
Hoewel Jezus aan zijn discipelen al één en ander over Gods geheim vertelde, was het voor hun zeker niet allemaal helder. Jezus had in gelijkenissen gesproken, die ze pas later ten volle zouden begrijpen. Daarvoor was ook de bediening van Paulus nodig geweest, aan wie het beheer over Gods geheimenissen was toevertrouwd (1 Korintiërs 4:1). In een vijftal uitdrukkingen wordt in het Nieuwe Testament het geheim toegelicht.
In Efeziërs 4:9-10 (in NBG51 en (Herziene) Statenvertaling) is sprake van "het geheimenis van Gods wil". Dat wil niet zeggen, dat Gods wil totaal onbekend was. Want zijn wil met betrekking tot de mens wordt in meerdere bijbelteksten duidelijk omschreven: God wil dat alle mensen tot behoudenis komen (1 Timoteüs 2:4; 2 Petrus 3:9). En het is ook nooit een geheim geweest, dat de redding van mensen uitsluitend het resultaat is van genade. Abraham werd gerechtvaardigd door geloof alleen en ook David besefte, dat de verlossing niet gebaseerd is op verdienste (Romeinen 4:6).
Maar het geheimenis van Gods wil is daarin gelegen, dat Hij een deel der verlosten een andere positie en andere zegeningen geeft. Na de dood, opstanding en hemelvaart van Christus worden degenen die tot geloof komen verbonden met Christus, als zijn lichaam, opdat hun levens de lof van zijn heerlijkheid zullen verbreiden (Efeziërs 1:12-14).
Als Paulus uitlegt, wat hij verkondigt, noemt hij dat "het geheimenis van Christus" (Efeziërs 3:4). In het handelen van God met de mensen staat Christus centraal:
Het geheimenis van Christus omvat een boodschap die niet zoals de wet der tien geboden alleen voor Israël bestemd is, maar een die aan alle mensen gepredikt moet worden, aan Joden en heidenen. Want alle mensen worden sinds de opstanding van Christus gelijk behandeld (Efeziërs 3:6).
In Openbaring 1:20 is sprake van het geheimenis van de zeven sterren en de zeven kandelaren. De betekenis is: de kandelaren zijn de zeven in Openbaring 2 genoemde gemeenten en de sterren zijn "de zeven engelen van die gemeenten". Er wordt wel gesuggereerd dat de engelen de voorgangers van de gemeenten aanduiden, maar eigenlijk past dat niet bij de beschrijvingen van de gemeente, waarin alle gelovigen gelijk zijn. Mij doet deze uitspraak denken aan een soort beeldspraak die vaker in de Bijbel voorkomt. Zo spreekt Jezus van "de tempel van zijn lichaam" (Johannes 2:21) en we begrijpen dat het niet gaat over een gebouw dat gewijd is aan lichaam van Christus, maar over het lichaam van Christus. Zo schrijft Paulus over "het waterbad van het Woord" en we begrijpen dat hij het heeft over het Woord van God dat als waterbad fungeert en (de gedachten van) mensen reinigt (Efeziërs 5:26; Titus 3:5). Zo hebben de zeven gemeenten geen engelen, maar zijn ze "engelen", dat is "boodschappers". Zij zijn lichtende sterren in de wereld (Filippenzen 2:15). Zo is elke gemeente een engel, een gezant van Christus, terwijl ze tegelijk een kandelaar is, die in het heiligdom van God is, die over haar waakt.
In de hoedanigheid als Gods boodschapper in de wereld, is de gemeente een "geheimenis". In vroeger tijd was Israël, als natie, Gods boodschapper op aarde. In zijn ondoorgrondelijke wijsheid heeft God speciale voorzieningen getroffen om de gemeente voor deze taak toe te rusten: Hij is in zijn gemeente komen wonen.
Dat God in mensen zou komen wonen, was in de oudtestamentische tijd een verborgenheid. Dat kon pas werkelijkheid worden na de verheerlijking van Jezus (Johannes 7:39). Christus is in ons komen wonen. De woorden "Christus onder (SV: in) u" (Kolossenzen 1:27) staan in het meervoud en duiden erop, dat Christus in de eerste plaats woont in het geheel van de gelovigen, in de gemeente die zijn lichaam is. Uitvloeisel daarvan is, dat Hij door zijn Geest ook woont en werkt in ieder van ons afzonderlijk (Efeziërs 1:19-21; 1 Korintiërs 12:13). God woont dus niet alleen in de hemel, van waaruit Hij ons zijn wil bekend maakt, Hij woont ook door Christus in ons (Johannes 17:26). Als dat niet zo was, konden we het leven van Christus slechts imiteren; nu wil Hij zijn wil in ons vervullen en Zijn heerlijkheid in ons zichtbaar maken. Christus-in-ons is de hoop der heerlijkheid! Van ons wordt niet mer gevraagd, dan os uit te strekken naar de Heer en Hem de leiding van ons leven toe te vertrouwen.
Zo wil Hij de gemeente gebruiken om zijn diepe verlangen om alle mensen tot Zich te trekken te tonen. Dit is de primaire roeping van de gemeente: een harmonieus getuigenis zijn van Gods liefde en veelkleurige wijsheid.
De gemeente van Jezus Christus, met Pinksteren aan haar aardse loopbaan begonnen, nadert haar voltooiing. En ook die zal bereikt worden op een manier, waarvan de oudtestamentische profeten niet konden dromen. De gelovigen zullen in één moment verheerlijkt worden, geschikt gemaakt om de hemel te betreden. Terwijl het aardse leven "gewoon" verder gaat en de overige doden in hun graven blijven liggen, worden de gelovigen die reeds gestorven zijn, onvergankelijk opgewekt, terwijl zij die nog leven in een moment veranderd worden (1 Korintiërs 15:51-52). En samen worden zij in een ogenblik weggevoerd, de Heer tegemoet in de lucht, om zo met Christus te zijn (1 Tessalonicenen 4:15-17).
Paulus spreekt over "het geheimenis van het geloof" (1 Timoteüs 3:16). Het geloof is bedoeld als motor van ons leven. Daarin vinden we de kracht om het hoofd te bieden aan de verzoekingen en problemen die op ons afkomen. Het geloof zelf is geen kracht, maar een erkenning van eigen krachteloosheid en het verlangen kracht van iemand anders te ontvangen. Maar het "geheimenis van het geloof" leert ons onze kracht alleen te zoeken in Christus, die in ons woont.
We zien dus dat de verborgenheden (geheimenissen of mysteries) in het Nieuwe Testament betrekking hebben op het werk van de Zoon van God in de periode die begint met de verwerping van Christus door Joden en heidenen. Alle oudtestamentische profetieën betreffende Israël en de volken die nog niet in vervulling waren gegaan, zijn toen - voor de menselijke waarneming - op de lange baan geschoven. God begon zijn gemeente te formeren uit Joden en heidenen. Pas als dit geheimenis, deze voorheen verborgen gebleven gedachte van God, zijn vervulling bereikt heeft, gaat Gods handelen met Israël en de volken weer verder.
Dit geheimenis wordt prachtig weergegeven in de woorden van 1 Timoteüs 3:16
1 Timoteüs 3:16 | vervuld in: |
Die zich geopenbaard heeft in het vlees | menswording en vernedering van Christus |
is gerechtvaardigd door de Geest | opstanding van Jezus |
is verschenen aan de engelen | hemelvaart van Christus |
is verkondigd onder de heidenen | getuigend werk van de gemeente door de heilige Geest |
geloofd in de wereld | zichtbaar in de wandel der gelovigen |
opgenomen in heerlijkheid | uiteindelijke verheerlijking van de gemeente: de Heer tegemoet in de lucht |