Zittend aan het strand vertelde Jezus enkele korte verhalen aan zijn leerlingen om hen te leren uit te zien naar Gods komende rijk. Maar wat Hij hen daar vertelt, omschrijft Hij als een geheim, dat eeuwenlang verborgen was gebleven ....
We zagen al eerder, dat in onze tijd het Koninkrijk van God er al is, maar niet in de vorm die je op grond van de oudtetamentisch profetie zou verwachten. Is God van gedachten veranderd? Gaat het oorspronkelijke niet door? Wat is er aan de hand?
Er was altijd al een “geheim” aan het Koninkrijk van God. Mozes had het er al over: “De verborgen dingen zijn voor de Heer, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd” (Deuteronomium 29:29). En de profeten zochten ook naar een raadsel waarvan de oplossing voor hen verborgen bleef. Ze lazen in de Schriften over de Messias die Koning voor eeuwig zou zijn, maar op 't moment dat Hij zich openbaarde zou lijden en sterven. Dat was niet te rijmen (1 Petrus 1:10-11). Jezus maakte een begin om zijn volgelingen dit lang verborgen geheim te verklaren: 34"Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. 35Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Ik open mijn mond om in gelijkenissen te spreken; Ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was'."
En Paulus maakt overduidelijk dat dit geheim nu geopenbaard is in de prediking van het evangelie: “25(het) evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, 26maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken (Romeinen 16:25-26). De verborgenheid waarover God eeuwenlang gezwegen heeft, is zelfs de kern van Paulus’ bediening: “1Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd (1 Korintiërs 4:1).
Het is goed om eerst eens na te gaan, wat de betekenis is van het woord "mysterie" of "geheimenis" (NBG51) of "verborgenheid" (Statenvertaling) of "geheim" (NBV). Het woord betekent niet dat het gaat over iets dat onbegrijpelijk en ondoorgrondelijk is. Het Nieuwe Testament gebruikt het om iets aan te duiden dat tot aan het moment dat het geopenbaard werd, verborgen werd gehouden.
De eerste keer dat het woord "geheimenis" in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, is in Matteüs 13:11, als Jezus vertelt waarom Hij zijn discipelen in de vorm van gelijkenissen onderwijst.
De omstandigheden van dat moment zijn markant: de leiders van de natie Israël hebben Jezus als Messias afgewezen door Hem te kwalificeren als onderdaan van Beëlzebul (Matteüs 12:24), de overste van de boze geesten. Jezus laat zien dat zij zich door die opstelling buiten de invloedssfeer van het Koninkrijk plaatsen (Matteüs 12:27-37).
Direct daarna spreekt de Heer in de vorm van gelijkenissen over het Koninkrijk, dat God van de aanvang der wereld af heeft willen oprichten. Maar daarbij benoemt Hij facetten, die voorheen onbekend waren aan de mensen en die nu, voor het eerst en in embryonale vorm, in bedekte termen, worden aangekondigd.
De profetieën van het Oude Testament kenden twee bergtoppen, die de profeten uit de verte gezien hebben. Allereerst de geboorte en het het leven van de Messias; vervolgens ook zijn koningschap. Wat zich tussen die twee bergtoppen bevond, was aan hun blik onttrokken. Ze beseften, dat hun profetieën gingen over zaken die zij niet konden weten. Het waren"verborgen dingen", die God aan hen openbaarde (Daniël 2:22). Maar ze beseften ook, dat er ook dingen waren, die God voor hen verborgen hield. Mozes legde daarvan getuigenis af, toen hij zei: "De verborgen dingen zijn voor de Heer, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons ..." (Deuteronomium 29:29 NBG).
Uit de woorden van Petrus is op te maken, dat de oudtestamentische profeten een vermoeden hadden over een niet geopenbaard geheim. Want de profetieën over de Messias leken elkaar tegen te spreken. Ze zochten naar een oplossing zonder die te vinden (1 Petrus 1:10,11). Hoe kon de Messias voor eeuwig regeren als hij moest sterven? Petrus vindt de oplossing in de opstanding van Jezus.
Dit geheim lijkt betrekking te hebben op wat er zal gebeuren na de verwerping van de Messias en voor de openbare verhoging van de Heer Jezus Christus. Maar wat voor de oudtestamentische profeten verborgen was, hoeft voor ons geen verborgenheid meer te zijn. Want wat God vanaf de grondlegging der wereld in Zichzelf verborgen heeft gehouden, heeft Hij tenslotte geopenbaard.
In het boek Handelingen lees je, hoe God door zijn Geest aan het werk gaat na de opstanding van Jezus. We lezen hoe Jezus' woorden in vervulling gaan en de christelijke gemeente gestalte krijgt (Matteüs 16:18). Ieder die belijdt dat Jezus de Zoon van God is, wordt toegevoegd aan die gemeente. De boodschap van het evangelie wordt dan ook verkondigd aan Joden en heidenen. Aanvankelijk stuitte dat op nogal wat tegenstand van de apostelen en de eerste christenen. Ze waren opgevoed met de gedachte dat God Zich exclusief met het Joodse volk bezig hield en begrepen Gods werkwijze niet. Evenmin wisten ze om te gaan met de niet-Joden die christen werden. Blijkbaar is God begonnen om de plannen die Hij van de aanvang der wereld af in Zichzelf verborgen heeft gehouden, uit toe voeren. Daarom stelde God speciaal iemand aan om de details van deze verborgenheid bekend te maken: Paulus (Kolossenzen 1:25,26). Hij zegt over zijn aanstelling dit: "Mij... is deze genade te beurt gevallen... in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt.." (Efeziërs 3:8,9). Daarom is het geen verwaandheid of aanmatiging als hij dit geheimenis aanduidt als "mijn evangelie" (Romeinen 16:25)" en zichzelf als een dienaar van Christus "aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd" (1 Korintiërs 4:1). In de apostolische geschriften, met name in de brieven van Paulus, worden de bijzonderheden van Gods werk in deze tijd bekend gemaakt. Steeds als daarin over een geheimenis gesproken wordt, wordt een facet van dit werk, het vormen en vervolmaken van de gemeente van Christus, toegelicht.
Sinds de dagen van Abraham, Izaäk en Jacob is de wereldbervolking verdeeld in twee groepen: Joden en heidenen. Tot de dagen van Paulus ' bleef dat zo. Maar dan opeens wordt er een derde groep geformeerd: de gemeente, het lichaam van Christus (1 Korintiërs 10:32). Samen met Christus vormt de gemeente het grote onderwerp van het geheimenis van God. We komen daar later uitvoerig op terug. Ondertussen hoeft het ons niet te verbazen, als de beide andere groepen, Israël en de volken, door een waas van vragen, mysteries, geheimenissen, omgeven zijn.
Zo spreekt de Bijbel over Israëls verharding als iets dat bij het geheimenis hoort (Romeinen 11:25). Vlak vóór de terugkeer van Jezus Christus wordt het geheimenis voleindigd (Openbaring 10:7). Dan neemt God de draad van zijn handelen met Israël, dat schijnbaar doelloos tweeduizend jaren over de aardbodem heeft gezworven, weer op: Hij gedenkt zijn verbond (Openbaring 11:19).
Zo wordt ook het optreden van de volkeren voorgesteld als een geheimenis: het geheimenis der wetteloosheid (2 Tessalonicenzen 2:7), een kracht die in het verborgen werkzaam is (NBV). Als een zuurdesem doortrekt dat het denken van de wereld, totdat tenslotte de boosheid volgroeid is. Vlak voor de terugkeer van Jezus Christus wordt het tenslotte openbaar als het geheimenis Babylon (Openbaring 17:5-7).
God laat in het tijdperk dat volgt op het lijden, het sterven en de verheerlijking van Christus en voorafgaand aan diens terugkeer naar de aarde, de volkeren op hun eigen wegen gaan. Hijzelf werkt ondertussen aan de vorming van de gemeente, door Joden en heidenen tot bekering te roepen.
Wie geen oog heeft voor dit goddelijke plan, zal niet of moeilijk antwoord kunnen geven op vragen als:
De profetieën kennen dus een verborgen periode. De profeten vermoedden dat, maar wisten het niet in te vullen: het dal tussen de dood van Christus en zijn wederkomst. Het Nieuwe Testament gebruikt daarvoor het woord "verborgenheid", "geheimenis", "mysterie". En dat heeft verrassend vaak te maken met het het heil dat geschinken is aan die in Jezus Christus geloven.