Als we in de Bijbel lezen over Gods handelen door de Heilige Geest, zien we dat het vooral gaat om: het leven van God bekendmaken en reproduceren in mensen. Tegelijk lijkt het alsof er in de verschillende teksten ook tegenstrijdigheden zitten.
Maar nauwkeurig lezend lijkt het erop, dat we bij het heilshandelen van God rekening moeten houden met verschillende ontwikkelingsfasen van het heil dat God over de aarde brengt. Je zou het kunnen verlijken met ouders die hun kinderen opvieden. Daarin zijn ook fasen, waarin ouders op een andere manier met hun kind omgaan: eerst als zuigeling, later kleuter, weer later als puber en nog weer later als volwassene.
Zo ontdekken we in het werk van Gods Geest ook verschillende fasen:
In elke periode was de Heilige Geest werkzaam. In dit artikel denken we na over het werk van de Geest in de tijd vóór het kruis, de periode van het Oude Testament.
In Gods plannen en gedachten staat Christus altijd centraal. In de oudtestamentische tijd bereidde God de mensheid voor op iets toekomstigs. De wet gaf een voorafschaduwing van dingen die nog moesten komen. Er werden mensen gezegend, Gods wil werd bekend gemaakt en er werd een getuigenis toevertrouwd aan een bijzonder volk, Israël. Maar het doel van God lag verder. Israël kon het doel nog niet bereiken, het was als een onmondig kind onder de voogdij van de wet gesteld. Je kunt dus verwachten, dat de Geest, die altijd werkt in overeenstemming met Gods bedoeling, ten tijde van het Oude Testament toch iets anders werkt dan in de periode na het kruis.
Vanaf het begin der mensheid werkt de Geest in individuen. We merken het geloof op van Adam, die zijn vrouw Eve (=de moeder van alle levenden) noemde; van Abel, die een dierlijk offer brengt; van Henoch die met God wandelde en van Abraham, die de vader val alle gelovigen genoemd wordt. Dat getuigt van het werk van de Geest, die in de harten van zondaren geestelijk leven wekt. Uit de woorden van Jezus tot Nikodemus blijkt, dat de opmerkzame bijbellezer uit deze verhalen had kunnen leren, dat mensen wedergeboren moeten worden. Het werk van Gods Geest in mensen in het Oude Testament is anders dan het Nieuwe Testament. Hier volgen een paar kenmerken:
De Geest van God woonde in de tijd van het Oude Testament niet in de gelovigen. Voor bijzondere taken werden sommige mensen vervuld met de Geest:
In de tijd van het Oude Testament was er nog geen Bijbel. God sprak rechtstreeks tot sommige mensen – denk aan Adam, Noach en Abraham. Van Abraham wordt door God gezegd, dat hij een profeet is. Dat wordt ook van Mozes gezegd, die als profeet leiding gaf aan Gods volk. Na hem zouden nog veel profeten opstaan, die de woorden van God aan het volk overbrachten. Hun boodschap bevatte drie elementen:
Dit spreken van de profeten was een werk van de Heilige Geest. David zegt bijvoorbeeld: De geest van de Heer sprak in mij, zijn woorden zijn op mijn tong. En hoe dikwijls leiden de profeten hun uitspraken in met “Zo zegt de Heer.
In het Nieuwe Testament gezegd, dat de Geest sprak bij monde van David en Jesaja, om maar een paar voorbeelden te noemen. En Petrus stelt vast:
10Wat de redding inhoudt, trachtten de profeten te achterhalen toen ze profeteerden over de genade die u ten deel zou vallen. 11Zij probeerden vast te stellen op welke tijd en op welke omstandigheden Christus’ Geest, die in hen werkzaam was, doelde toen deze hun zei dat Christus zou lijden en daarna in Gods luister zou delen. 12Er werd hun geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, en nu is deze boodschap u verkondigd door hen die u het evangelie hebben gebracht, gedreven door de heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden (1 Petrus 1:10-12).
Bij de woorden die de profeten door de Heilige Geest spraken, waren ook beloften over een toekomstige verandering in het werk van de Geest, als Israël zich tot God bekeert en de Messias aanvaardt.
Onder het oude verbond woonde God in een tempel van goud, zilver en kostbare stenen, maar onder het nieuwe verbond zal Hij door zijn Geest wonen in de harten van de gelovigen, die zijn tempel zullen zijn. Onder het eerste verbond stond Gods wil geschreven op stenen platen. Onder het tweede verbond schrijft de Heilige Geest Gods wil in de harten: “Dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de Heer: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven (Jeremia 31:31-34).